Eliyahu Goldratt, de geestelijk vader van de Theory of Constraints, zei ooit: “Tell me how you measure me, and I will tell you how I behave.” Ofwel: onze manier van meten bepaalt het gedrag van mensen. Mensen zijn emotioneel én pragmatisch – en zeker niet gek. Die twee drijfveren botsen vaak: emotioneel willen we het beste, maar pragmatisch kiezen we voor wat werkt binnen het systeem. Verkeerd gedrag? Dat is de schuld van de leider, of in bredere zin van de systemen die we ontwerpen. Verkeerde informatie en verkeerde meetmethoden en beloningen leiden tot perverse prikkels. En nergens zien we dit zo duidelijk als bij subsidies – vooral bij semi-overheidsinstellingen en ngo’s.
Meten dwingt pragmatisme boven emotie
Goldratt’s uitspraak legt de kern bloot: meten stuurt gedrag, vaak tegen onze emotionele intenties in. Stel, een bedrijf meet productiviteit door gewerkte uren. Emotioneel willen medewerkers excelleren en waarde toevoegen, maar pragmatisch blijven ze langer op kantoor – zelfs als ze niet productief zijn – omdat ze weten dat uren tellen, niet resultaat. De meting wint met inefficiëntie en frustratie als gevolg.
Dit conflict speelt ook op macroniveau. Overheden en subsidieverstrekkers willen impact meten, vaak tot in detail. Denk aan een subsidie voor duurzame innovatie: de aanvrager moet exact rapporteren hoeveel CO2 wordt bespaard, hoeveel banen worden gecreëerd, en welke mijlpalen binnen drie maanden worden gehaald. Dit lijkt logisch, maar het creëert perverse prikkels.
Subsidies: Vooral semi-overheid en ngo’s buigen mee
Subsidieverstrekkers eisen gedetailleerde rapportages omdat ze houvast zoeken. Maar per definitie weet de overheid niet wat écht goed is voor de wereld. Innovatie gedijt op vrijheid, niet op micromanagement. Door te meten dwingt de overheid organisaties om pragmatisch te handelen, ten koste van hun drive om te innoveren. Dit gedrag zien we vooral bij semi-overheidsinstellingen zoals kennisinstellingen en bij ngo’s. Zij passen zich vaak aan de hoepels van de subsidieverstrekker aan, omdat hun financiering en bestaansrecht hiervan afhangen.
Bijvoorbeeld: een universiteit krijgt een subsidie voor een onderzoeksproject, maar moet elk kwartaal rapporteren over “meetbare vooruitgang”. Het team wil grensverleggende kennis ontwikkelen, maar pragmatisch kiezen ze voor quick wins die goed scoren in de rapportage – zoals een publicatie die nét aan de eisen voldoet – in plaats van te investeren in diepgaander, risicovoller onderzoek. Ngo’s doen hetzelfde: zij richten hun projecten in op wat meetbaar is, bijvoorbeeld aantal mensen bereikt, niet op wat de grootste impact heeft.
Mkb-bedrijven daarentegen bieden vaak weerstand. Zij willen niet buigen naar de bureaucratische eisen van subsidieverstrekkers. Een kleine ondernemer die een innovatiesubsidie aanvraagt, haakt soms af als de rapportagelast te zwaar wordt. Liever behouden ze hun vrijheid en zoeken ze andere financiering, dan dat ze hun drive om te ondernemen en innoveren laten verstikken door pragmatische aanpassing.
Wat moeten we dan wel doen?
De overheid zou juist niet zoveel moeten willen meten. Innovatie en maatschappelijke vooruitgang vragen om vertrouwen, niet om bureaucratie. In plaats van organisaties te dwingen om te rapporteren over meetbare outputs, zou de focus moeten liggen op het creëren van een omgeving waarin ondernemers en instellingen vrij kunnen experimenteren – waar passie en pragmatisme in balans zijn. Geef subsidies met minimale voorwaarden, en laat organisaties zelf bepalen hoe ze waarde toevoegen. Doe een open ‘beauty contest’ voor mooie ideeën zonder vooraf eisen te stellen. Ja, dat voelt risicovol – maar echte vooruitgang komt uit risico, niet uit controle.
Zijn alle subsidies perverse prikkels?
Subsidies zijn bedoeld om goed te doen, maar door hun focus op beheersen, meten en controleren creëren ze ongewenst gedrag. Vooral kennisinstellingen en ngo’s worden pragmatici, terwijl mkb’ers vaak afhaken. Goldratt’s inzicht – meten stuurt gedrag – laat zien dat dit geen toeval is, maar een systeemfout. Ronald Reagan zei ooit: “The nine most terrifying words in the English language are: ‘I’m from the government, and I’m here to help.’” Dus, een prikkelende vraag om mee af te sluiten: zijn alle subsidies met resultaatsverwachting eigenlijk geen perverse prikkels?
In projectmanagement staan twee methodes tegenover elkaar: de traditionele Critical Path Method (CPM) en het baanbrekende Critical Chain Project Management (CCPM), gebaseerd op de Theory of Constraints (TOC). Beide willen projecten succesvol afronden, maar de verschillen in aanpak zijn groot. De CCPM, in het Nederlands Kritieke Keten Methode biedt een overtuigend alternatief dat inefficiënties blootlegt en aanpakt waar de Kritieke Pad Methode faalt. Dit zijn de cruciale verschillen.
1. Tijdsschattingen: Stop met marge stapelen
De Kritieke Pad Methode leidt tot overschatte taakduren. Teamleden en managers stoppen veiligheidsmarges in elke taak om risico’s af te dekken, wat resulteert in een planning die bol staat van onrealistische buffers. In de praktijk worden deze marges verspild want het onderdeel duurt zo lang als ervoor staat, en vertragingen stapelen zich alsnog op.
De Kritieke Keten Methode pakt dit anders aan. Taken krijgen een realistische schatting – een 50/50-duur zonder extra vet. Alle veiligheidsmarges worden samengevoegd in één projectbuffer aan het einde van de keten. Dit levert een strakke, maar robuuste planning op die onzekerheden effectief opvangt.
2. Focus: Afhankelijkheden én middelen
Bij de klassieke Kritieke Pad Methode draait alles om het langste pad van afhankelijkheden. Dat klinkt logisch, maar het negeert een cruciale factor: de beschikbaarheid van middelen. Overbelaste teams en multitasking zijn het gevolg, met inefficiëntie als onvermijdelijke uitkomst.
De Kritieke Keten Methode richt zich op de keten van taken die zowel afhankelijkheden als resourcebeperkingen omvat. Door multitasking te elimineren en resources slim te verdelen, wordt de echte bottleneck aangepakt. Het resultaat is een planning die werkt in de echte wereld.
3. Beheer: Weten waar je staat
Met de klassieke Kritieke Pad Methode zie je problemen vaak te laat. De voortgang wordt reactief gevolgd, en als taken uitlopen, verschuift alles mee. Pas aan het einde blijkt of het project nog haalbaar is – te laat om te corrigeren.
De Kritieke Keten Methode biedt grip met tools zoals de Fever Chart. Deze toont direct hoe de buffer standhoudt tegenover de voortgang. Afwijkingen worden meteen zichtbaar, zodat je proactief kunt ingrijpen en prioriteiten kunt stellen.
4. Resultaten: Bewijs in plaats van beloftes
De Kritieke Pad Methode belooft structuur, maar levert te vaak te late, te dure of incomplete projecten op. De Kritieke Keten Methode bewijst haar waarde met harde cijfers: bedrijven als Boeing en NASA verkorten hun projectduur met 40% en halen deadlines consistenter.
Dat is geen toeval, maar het gevolg van een superieure aanpak.
Elke organisatie heeft een unieke manier van werken. De stroom van goederen of informatie verschilt, maar toch zijn er patronen te herkennen. Deze patronen kun je zien als modellen, vaak benoemd met een letter die de vorm van het proces weergeeft: van grondstoffen of activiteiten (onderaan) naar eindproducten of diensten (bovenaan). Zo’n classificatie helpt om een gesprek met elkaar aan te knopen, en van elkaar te leren.
De waarheid over organisaties
In elke organisatie zijn handelingen van elkaar afhankelijk en moeten in een bepaalde volgorde gebeuren. Daarnaast fluctueert de doorlooptijd – met mensen uiteraard, maar zelfs met robots. Wiskundig gezien leidt dat altijd tot een doorvoer die lager is dan het mogelijke gemiddelde, ook al wordt daar hardnekkig op gepland. Hoe kan dat? Het klinkt vreemd. Je zou denken dat een latere stap vertraging kan goedmaken, maar nee: verstoringen worden doorgegeven in de keten. Opvolgende stappen kunnen niet compenseren, omdat ze afhankelijk zijn van de ‘stapel’ die de vorige stap aanlevert.
En dan is er nog de zwakste schakel – de bottleneck – die het tempo bepaalt, voor alles. Al werkt een schakel naast, voor of na een bottleneck nog zo snel, het geheel kan niet sneller dan de snelheid van de bottleneck opleveren.
Bekende vormen: I, V, A en T
We noemen de vier generieke procesvormen naar een letter. De I-vorm is het meest simpel: een rechte lijn van begin tot eind, met stappen netjes achter elkaar. Maar er zijn ook complexere vormen, zoals de V, A en T, elk met hun eigen dynamiek en uitdagingen. Laten we ze kort bekijken.
Wat herken jij?
Welke vorm past bij jouw organisatie? En hoe manage jij je organisatie en knelpunten? Ik ben benieuwd naar je ervaringen en inzichten.
Duurzaamheid wordt vaak gezien als een kwestie van minder: minder produceren is minder energieverbruik, minder afval, en dus minder impact op het milieu. Maar wat als de weg naar een duurzamere wereld niet ligt in het verminderen, maar juist in het verhogen van productiviteit? Dit klinkt misschien tegenstrijdig, maar een voorbeeld laat zien hoe het werkt – en waarom het een versneller kan zijn voor bedrijven én het milieu.
Productiviteit als motor voor duurzaamheid
Productiviteit gaat over het maximaliseren van output met dezelfde input – dus meer producten met dezelfde hoeveelheid energie of arbeid. Stel je een organisatie voor die 100 apparaten maakt met 1000 eenheden energie, oftewel 10 eenheden per apparaat. Door processen globaal te optimaliseren, produceert diezelfde fabriek 150 apparaten met dezelfde 1000 eenheden – een daling naar 6,7 eenheden per widget. Dit betekent minder kosten en minder energieverbruik per product, wat direct bijdraagt aan duurzaamheid op eenheidsniveau.
Maar het gaat verder. Als dit bedrijf daardoor marktaandeel wint van een concurrent die minder efficiënt produceert kan de totale milieu-impact in de markt dalen. Hogere productiviteit leidt dan niet alleen tot lagere kosten, maar ook tot een kleinere ecologische voetafdruk op grotere schaal.
Hoe TOC het verschil maakt
De Theory of Constraints (TOC) is een bewezen systematische aanpak die zich richt op het identificeren en aanpakken van knelpunten in een proces. Door de zwakste schakel – zoals een trage machine of een inefficiënte workflow – te optimaliseren, kan een bedrijf de doorvoer van het hele systeem (output) verhogen zonder extra middelen in te zetten.
Dit maakt TOC uniek: in plaats van kleine, incrementele en lokale verbeteringen ‘met de kaasschaaf’, pakt het het systeem als geheel aan. Een bottleneck aanpakken kan de output snel verhogen, met overigens minder verspilling en lagere voorraadkosten als bijkomend voordeel! Dat sluit naadloos aan bij duurzaamheidsdoelen: minder waste, efficiënter resourcegebruik en een lagere impact per geproduceerde eenheid. Méér is de betere weg naar duurzaamheid.
Stel je voor: Thor Heyerdahl [1914 – 2002], staat aan de kust en kijkt uit over de eindeloze Stille Oceaan. Terwijl hij de golven observeert, ziet hij iets wat anderen over het hoofd zien: constante zeestromingen en winden die als een soort natuurlijke transportband fungeren. Hij bedenkt dat eenvoudige vlotten deze krachten zouden kunnen benutten – een idee dat hem niet meer loslaat. Heyerdahl raakt zo gefascineerd dat hij zich verdiept in de culturen aan weerszijden van de oceaan. Hij bestudeert artefacten, gebruiken en mythologische verhalen en stelt een lijst op van opvallende overeenkomsten tussen volkeren die duizenden kilometers van elkaar verwijderd zijn.
Om te bewijzen dat zijn idee klopt – dat mensen al sinds de prehistorie over de oceaan konden reizen – bouwt hij een vlot, de Kon-Tiki. In april 1947 vertrekt hij vanaf Peru, en na 101 dagen op zee spoelt hij aan op een eilandengroep in Polynesië. Missie geslaagd, zou je denken. Maar hier begint het pas echt interessant te worden.
De wetenschap blijft verdeeld. Aan de ene kant heb je de isolationisten, die oceanen zien als onoverbrugbare barrières en geloven dat culturen zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen. Zij wijzen op het ontbreken van boten in de archeologische vondsten en concluderen dat de overeenkomsten ontstaan zijn doordat mensen op verschillende plekken simultaan tot dezelfde inzichten kwamen. Aan de andere kant staan de diffusionisten, die culturele overeenkomsten zien als bewijs van contact en uitwisseling – zoals Heyerdahl zelf. Fascinerend, toch? Dezelfde feiten leiden tot twee totaal tegengestelde conclusies.
Dit fenomeen zien we niet alleen in de geschiedenis, maar ook in onze eigen tijd. Denk aan de discussies tijdens en na de coronapandemie over lockdown-maatregelen. De ene groep wees op dalende besmettingscijfers en concludeerde dat de maatregelen effectief waren. De critici erkennen die daling ook, maar zien deze als een natuurlijke of logische beweging die ook zonder maatregelen zou zijn ingezet. En wijzen daarom op economische schade en mentale gezondheidsproblemen als argument dat de maatregelen meer kwaad dan goed deden. Weer twee hypotheses, gevoed door dezelfde feiten, maar mijlenver uit elkaar.
Hoe weet je nu of je zelf vastzit in een perspectief? Het is logisch om te denken dat alleen ‘de anderen’ bevooroordeeld zijn, maar we kunnen allemaal in die valkuil stappen. Hier is een checklist om jezelf te testen:
Scoor je op een paar van deze punten? Dan is het misschien tijd om even stil te staan. Vastzitten in een perspectief is menselijk, maar het erkennen is de eerste stap om eruit te breken.
Uitdaging: Steelman approach
Stel jezelf eens een simpele vraag: wat als ik het mis heb? Hoe ziet het wereldbeeld van de ander eruit? Probeer hun argumenten eens te reproduceren. Dat heet de Steelman approach, als tegenhanger van de Strawman, die een karikatuur maakt van het andere wereldbeeld. Probeer het minstens zo goed te verwoorden als zij zelf kunnen.
Dat is nog eens mooi avontuur!
De Theory of Constraints (TOC), ontwikkeld door Eliyahu Goldratt, is een ijzersterke managementfilosofie die zich richt op het aanpakken van beperkingen om een bedrijf met sprongen effectiever te maken. In plaats van te focussen op efficiëntie – het gebruiken van zo min mogelijk middelen – draait TOC om effectiviteit: het behalen van maximale resultaten. En dat geeft veel meer rendement!
Helaas zit efficiency zo diep in ons management-denken dat de eenvoud van de TOC-benadering meteen de barrière is: ‘zo simpel kan het toch niet zijn? Dan hadden we dat allang gedaan.’ Maar zo simpel is het gelukkig wel. Het vraagt evenwel een paradigma-veranderingen en het durven om zaken opnieuw te bekijken en administreren. Hier beschrijf ik de manier van het doen van de financiële boekhouding, die simpeler is dan de gebruikelijke manier, rechtlijniger, en je helpt om sneller je rendement te verbeteren dan met efficiency.
De prestaties van een organisatie moeten worden gemeten met drie precies afgebakende kernmaatstaven in Euro’s: doorvoer, operationele kosten en voorraad, die in definitie net afwijken van wat er doorgaans wordt gebruikt.
De winstgevendheid over een periode wordt nu berekend als:
4. Netto winst = Doorvoer – Operationele kosten, of Netto Winst = T – OE
En de return on investment (ROI) als:
5. ROI = (Doorvoer – Operationele kosten) / Investeringen
Effectiviteit in actie
Met slechts deze vijf maatstaven biedt TOC een helder kader om de gezondheid van een organisatie te beoordelen. Door te blijven focussen op deze elementen, kun je de zwakke schakels identificeren en aanpakken. Het resultaat is een systeem dat vooral effectief is: meer waarde, én minder verspilling – zo efficiënt als het maar kan – én een duidelijke weg naar groei.
“Optimisme is een plicht,” zei een collega, en het raakte me. Het is waarschijnlijk van de Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung. Het is een intrigerend idee: optimisme niet als luxe, maar als verantwoordelijkheid. Toch lijkt het vandaag de dag soms ver te zoeken. Pessimisme regeert.
We leven in een tijd van een ‘minder-minder-mentaliteit’. Technologie? Een bron van ellende. De mens? Een vervuiler. De enige weg vooruit lijkt minder consumeren, minder produceren, minder mensen, minder willen. Alles lijkt eindig, schaars, afgemeten. Maar is dat echt zo? Of hangt het af van de bril waarmee we kijken?
Alles is relatief. Er zijn twee brillen mogelijk: die van schaarste en die van mogelijkheden. Beide hebben hun beperkingen, maar ze leiden tot totaal verschillende uitkomsten. Pessimisme maakt blind. Het sluit onze ogen voor kansen, verzwaart ons hart en verstikt creativiteit. Optimisme daarentegen geeft energie. Het maakt blij, voedt geluk en zet aan tot actie. En laten we eerlijk zijn: wie wil er niet liever met een lichte tred door het leven gaan?
Kijk om je heen. Aan alle problemen in de wereld wordt gewerkt – vaak op meer plekken tegelijk dan we beseffen. Overheden, bedrijven, wetenschappers en gewone mensen zetten stappen, parallel aan elkaar. Er is nog zo ont-zet-tend veel mogelijk! Schaarste is geen absoluut gegeven, maar een perspectief. En de mens? Die is niet inherent slecht. We willen oplossen, delen, verbeteren. Misschien begint de verandering niet met grootse systemen, maar met een kleine, persoonlijke stap. Vertrouwen in onze eigen kracht, onze creativiteit, onze goedheid.
Michael Jackson zong het al in Man in the Mirror: “I’m looking at the man in the mirror. I’m asking him to change his ways.” De wereld verbeteren begint bij onszelf. Niet met grootse gebaren, niet met somberen, maar met een bewuste keuze: die voor optimisme. Want als we dat doen, maken we niet alleen onszelf lichter, maar ook de wereld om ons heen. “Make that change!” – het is aan ons.
In Nederland zien we veel organisaties die vertrouwen op LEAN om hun productiviteit te verbeteren. Het idee is simpel: snijd in de kosten, elimineer ‘waste’, en zorg dat iedereen altijd aan het werk is. Als idee klinkt het fantastisch. Maar in de praktijk? Vaak een ramp. Omdat een gefragmenteerde aanpak zonder samenhangende strategie eerder de flow verstoort dan verbetert. Het resultaat: suboptimale prestaties, gefrustreerde medewerkers en een organisatie die denkt dat ze efficiënt is, terwijl ze eigenlijk kansen laat liggen.
De valkuil van lokale optimalisatie
Stel je voor: een organisatie zet verschillende LEAN-teams in om overal ‘verspilling’ aan te pakken. Het ene team haalt een voorraad weg, het andere team zorgt dat iemand ‘redundant’ kan worden gemaakt, en weer een ander team zorgt dat een machine kan worden weggehaald. Klinkt efficiënt, toch? Totdat je beseft dat die buffervoorraad misschien cruciaal was om pieken op te vangen, en dat een team of machine die altijd op 100% draait geen ruimte heeft voor onverwachte problemen. Het gevolg? De totale doorstroom – de ‘flow’ – van de organisatie gaat eerst horten en stoten, en daalt dan, terwijl iedereen het gevoel heeft goed bezig te zijn.
Dit is de mythe van de volledig bezette, drukke organisatie. We hebben geleerd te denken dat als iedereen het druk heeft en volgeboekt, de boel wel goed draait. Maar dat is een hardnekkige illusie. Een organisatie waarin iedereen altijd volgeboekt is, is juist niet optimaal ingericht! Druk zijn is het is recept voor de foutengenerator multi-tasking, inflexibiliteit en verstoringen. LEAN, hoe waardevol ook voor onderdelen, zal zonder een overkoepelende visie juist averechts werken. En dat zien we helaas bij veel organisaties. Ze hebben de illusie optimaal te presteren, maar gooien resultaat weg.
Het echte probleem: geen focus op de bottleneck
Dit is de crux: een organisatie is zo sterk als haar zwakste schakel. Of je nu een bedrijf bent dat producten levert, een overheid die diensten verleent, of een school die onderwijs biedt – er is altijd één grootste bottleneck die de hele doorvoer bepaalt. Zonder die bottleneck aan te pakken hebben al de andere verbeteringen weinig of geen zin. Sterker nog, als je overal tegelijk snijdt, maak je die bottleneck vaak erger.
En toch negeren de meeste organisaties dit principe. Directies denken vaak dat werknemers zelf wel weten wat er verbeterd moet worden, of dat een verzameling losse verbeterprojecten vanzelf tot succes leidt. Maar zonder een duidelijke, continue verbeterstrategie blijf je hangen in middelmatigheid. Dit inzicht komt rechtstreeks uit de Theory of Constraints (TOC), gevonden door Eliyahu Goldratt. Hij liet zien dat complexe systemen eigenlijk verrassend simpel te managen zijn: alles draait om die ene beperkende factor.
Hoe het wél moet: focus on flow
Wat is dan de oplossing? Simpel, maar krachtig: richt al je aandacht op de grootste bottleneck. Dat ene punt in je organisatie dat de doorstroom het meest beperkt, moet prioriteit en focus krijgen. Management, resources, tijd – alles gaat daarnaartoe, totdat die bottleneck is opgelost. Daarna verschuift de focus pas naar de volgende beperking. En zo ga je verder, stap voor stap.
Dit heeft enorme voordelen. Ten eerste voorkom je dat je je resources versnippert over tientallen parallelle projecten die elkaar in de weg zitten. Achter elkaar werken betekent minder beslag op je mensen en middelen, én snellere resultaten. Ten tweede creëer je echte flow: een soepele, efficiënte doorstroom door de hele organisatie. En ten derde geef je als directie een heldere boodschap: we weten waar we naartoe willen, en we focussen op wat écht telt. Iedereen kan meedenken en weet wat er verwacht wordt.
Complexiteit is simpel
Organisaties lijken vaak hopeloos ingewikkeld: alles hangt met alles samen, en elke verandering heeft onverwachte gevolgen. Dat is zo. Maar juist die complexiteit maakt het simpel. Er is altijd één bottleneck die alles bepaalt. Vind die, verbeter die, en je tilt de hele organisatie naar een hoger niveau. Dankzij veertig jaar TOC weten we dat dit werkt – of je nu een fabriek runt, een gemeente bestuurt of een school leidt.
Innovatie wordt bejubeld als de heilige graal van groei en verbetering. Toch is innovatie zelden de zegen die het zou moeten zijn. Sterker nog, zonder een duidelijke richting of doel kan innovatie meer weg hebben van ‘waste’ – verspilling van tijd, middelen en energie.
De essentie van innovatie
Innovatie moet (doel)gericht zijn. Er zijn namelijk maar twee legitieme redenen om te innoveren:
Innovatie zonder doel: Blok aan het been
Wat gebeurt er als innovatie zonder deze twee doelen plaatsvindt? Je creëert dan een situatie waarin:
Conclusie: Innovatie kan niet zonder doel en intentie
Innovatieprogramma’s moeten altijd beginnen met concrete doelen en kaders. Zonder Scenario thinking of TOC te hebben toegepast, ben je waarschijnlijk als een jager die blind in een bos schiet, hopend op een prooi. Die zijn succes afmeet aan de hoeveelheid schoten en daarbij verdedigt dat dat de kans verhoogt dat hij iets raakt. Maar in de realiteit betekent dit dat je waarschijnlijk niet alleen niets raakt, maar ook je ‘resources’ en ‘goodwill’ hebt verspilt net voor het moment dat je die het hardst nodig hebt.
In Nederland is er een opmerkelijke fascinatie voor LEAN, een managementfilosofie die zijn wortels heeft in de Japanse Toyota Production System (TPS). Het werd ontworpen door Taiichi Ohno en richt zich op het elimineren van verspilling (‘waste’) om efficiëntie te maximaliseren. De implementatie van LEAN-principes in Nederlandse bedrijven heeft een significante impact gehad op efficiency en procesverbetering.
TOC in relatie met LEAN
The Theory of Constraints, TOC, ontwikkeld door Eliyahu Goldratt, richt zich op het identificeren en beheren van de beperkingen of knelpunten in een systeem om de doorstroom (‘flow’) te optimaliseren. Goldratt heeft in zijn werk “Standing on the Shoulders of Giants” erkend dat de fundamentele concepten en doorbraken van supply chain management door zowel Henry Ford als Taiichi Ohno zijn gelegd, waarbij TOC deze principes verder uitbreidt. Ohno zelf heeft eens gezegd dat als hij de inzichten van TOC eerder had gekend, dit hem tientallen jaren had kunnen besparen in de ontwikkeling van TPS.
De vraag rijst dan waarom TOC in Nederland minder bekend is dan LEAN, zeker gezien het feit dat Goldratt deeltijd in Nederland woonde en hier zijn grote seminars gaf. Hier zijn enkele mogelijke redenen:
Verpakken van TOC in LEAN?
Kortom, het Nederlandse management is de ‘bottleneck’, want durft er niet aan. Er is evenwel een trend waar te nemen dat LEAN consultants elementen van TOC in hun methodologieën opnemen zonder deze expliciet als TOC te benoemen. Dit kan variëren van het gebruik van buffer management technieken tot de nadruk op doorstroom in plaats van alleen op waste. Deze hybride benaderingen erkennen vaak de waarde van beide systemen, waarbij de kracht van LEAN wordt gecombineerd met de strategische inzichten van TOC voor een holistische aanpak van procesverbetering.
Advies
Het succes van LEAN in Nederland is onmiskenbaar, maar de relatieve onbekendheid van het sterkere TOC geeft te denken. TOC biedt unieke benaderingen die vooraf moeten gaan aan en leidend zijn voor LEAN, vooral in situaties waar beperkingen in systemen een dominante rol spelen. Misschien wordt het tijd voor bedrijven om zich te realiseren dat “Standing on the Shoulders of Giants” betekent dat we de beste inzichten van #Ford, #Ohno en #Goldratt moeten integreren om doorbraken te bereiken.
Dus… lees het boek ‘The Goal’ van Goldratt, de absolute-must-read voor managers, of lees het opnieuw.
In een wereld waar efficiëntie en kostenbesparing helaas vaak koning zijn, is er een methode die de potentie heeft om je bedrijfsresultaten minimaal te verdubbelen zonder noemenswaardige investeringen: de Theory of Constraints (TOC). De TOC, ontwikkeld door Eliyahu M. Goldratt, richt zich op het identificeren en beheersen van de belangrijkste beperkingen (of bottlenecks) in een systeem om de totale doorvoersnelheid te maximaliseren. Het gaat er namelijk niet om alles beter te maken, maar om de zwakste schakel te versterken.
Waarom TOC jouw resultaat ‘gratis’ kan verdubbelen?
Doe de zelftest: kan jouw organisatie verdubbelen?
Als je 3 of meer punten scoort, is er een grote kans dat je vorm van besturen en management – of beter, gebrek daaraan – de bottleneck is en dat lokale optimalisaties je organisatie beklemmen.
Er is een manier van organiseren die vaak over het hoofd wordt gezien, maar die een revolutionaire impact kan hebben op het success en de resultaten van vrijwel elke organisatie, commercieel of non-profit: flow of doorstroom. Dat moet als doel op één. Ver boven kostenbesparing of efficiency, want die krijg je er gratis bij.
Wat is flow?
Flow, of doorstroom, verwijst naar de manier waarop producten of diensten door een systeem bewegen, van begin tot eind. Het is de snelheid waarmee werk gedaan wordt, zonder onnodige vertragingen. In een productieomgeving betekent dit dat materialen en goederen door elke fase van de productie vloeien zonder te wachten. In een servicegerichte omgeving betekent het dat taken vlot van de ene naar de andere medewerker gaan, zonder oponthoud.
Waarom is flow essentieel en cruciaal?
1. Verhoogde productiviteit: Wanneer de doorstroom optimaal is, wordt elk deel van het systeem volledig benut. Er is minder tijdverspilling, minder stilstand en meer productie binnen dezelfde tijdspanne. Dit verhoogt de output zonder dat er extra kosten aan verbonden zijn.
2. Minder inventaris- en opslagkosten: Met een efficiënte flow wordt er minder voorraad nodig om de productie aan te kunnen. Dit betekent lagere opslagkosten, minder kapitaal vast in voorraad en een verminderd risico op verouderde producten of materialen.
3. Snellere markttoegang: Producten of diensten bereiken sneller de markt, wat betekent dat je sneller kunt reageren op marktbehoeften en kortere doorlooptijden kunt bieden. Dit kan leiden tot hogere klanttevredenheid en meer verkopen.
4. Verbeterde kwaliteit: Een stabiele, consistente flow helpt ook bij het waarborgen van kwaliteit. Minder wachttijd betekent minder kans op kwaliteitsverlies door opslag of vertraging. Bovendien kan een goed doorstroomproces problemen sneller zichtbaar maken, wat leidt tot snellere correcties en verbeteringen.
5. Minder verspilling: Doorstroom richt zich op het elimineren van verspilling in alle vormen – overproductie, wachttijd, transport, overbewerking, voorraad, beweging, en defecte producten. Elke vorm van verspilling is een directe afname van de winst.
Hoe krijg je flow?
Maak alles ondergeschikt aan flow – het betaalt zich dubbel en dwars terug in alle opzichten! Gebruik eerst de Theory of Constraints (TOC) om de bottlenecks in je proces te vinden en te beheersen (bijv. Drum-Buffer-Rope). Pas daarna eventueel andere methodes zoals LEAN toe voor verdere optimalisering.
Dit archief bevat momenteel (nog) geen inhoud.